De personages in het verhaal van de Hohe Messe - deel II
door Wouter Olthuis
Eerder heb ik onderbouwd dat de uitvoering van de Hohe Messe baat heeft bij kennis van het daarin vertelde verhaal. De boodschap van een verhaal wordt begrijpelijk als de verteller (koor en solisten) en de toehoorder (het publiek) tenminste bekend zijn met de personages in dat verhaal. Voor het eerste van de 4 delen van Bachs Hohe Messe, het Kyrie en Gloria (de zogenaamde Missa), heb ik de personages reeds gekoppeld aan de in het totaal 12 stukken van die Missa.
Dan is nu deel II van de Hohe Messe aan de beurt, het Credo, ook wel Symbolum Nicenum genoemd. In dit hart van de mis worden de regels van het christelijke geloof samengevat zoals zo’n 1700 jaar geleden vastgesteld in Nicea. Het Credo bestaat uit 9 stukken en het is opnieuw zinvol deze stukken te koppelen aan de personages. Deze personages zijn natuurlijk weer de drie hoedanigheden van de christelijke drie-eenheid: God de vader, Jezus de zoon en de Heilige Geest.
Maar u en ik zijn de personages waarmee het Credo begint; de zanger en de toegezongene. Wij staan vooraan in dit gedeelte van het verhaal: ‘Credo in unum Deum’ ofwel ‘Ik geloof in één God’. In dit eerste stuk wordt het geloven in de drie-enige God als leerregel met enig geweld vastgelegd. Bach gebruikt welhaast alle muzikale middelen om deze regel te onderstrepen: hij grijpt terug naar de gregoriaanse melodie, maakt gebruik van een oude-stijl fuga, waar zowel de zangstemmen als de strijkers zelfstandig aan meedoen. Daarbij voldoet de cello van de basso-continuo helemaal niet aan de oude-stijl regels. Al met al concludeert van Hengel1 dan ook dat dit ‘Credo in unum Deum’ een eigentijdse, post-moderne combinatie van stijlen is. Ook het tweede stuk ‘Patrem omnipotentem’ is geheel gewijd aan het personage God de vader.
Jezus treedt als personage het Credo binnen met het stuk ‘Et in unum Dominum’. En ook nu weer als God én als mens in een duet, zoals Bach dat immers ook deed in het Kyrie (met ‘Christe eleison’) en in het Gloria (met ‘Domine Deus’). Niet geheel toevallig bestaat het Credo uit een oneven aantal stukken, want slechts dan is er een middelste stuk en kan er sprake zijn van de door Bach zo vaak nagestreefde symmetrie. Evenals bij het Kyrie en het Gloria is Jezus het personage-van-dienst in dit middelste stuk van het Credo: het ‘Crucifixus’. Hier in het centrum van het Credo is Jezus alleen sterfelijk mens. Jezus verlaat het Credo na de opstanding en hemelvaart bezongen in het ‘Et resurrexit’.
Vervolgens zijn er in het Credo nog drie stukken gewijd aan de Heilige Geest. Bach stopt veel tekst van de geloofsregels in de aria ‘Et in Spiritum sanctum’. Het personage Heilige Geest is al moeilijk genoeg om te begrijpen, laat staan de opstanding van de doden en het eeuwige leven, getoonzet in ‘Et expecto’, het laatste stuk van het Credo. Muzikaal gezien gebeurt daarin zoveel, dat ik daar graag nog een afzonderlijke bijdrage aan wijd.
Tenslotte bestaat een verhaal naast personages uit gebeurtenissen. Het benoemen en duiden van deze gebeurtenissen is het werk van theologen -niet van mij dus- en zelfs theologen onderling vliegen elkaar daarbij zo nu en dan in de haren, dus ben ik voorzichtig of zwijg daarover. Nu wil ik dan toch in globale zin iets over de drie centrale koren (zie figuur) uit het Credo zeggen, weer vrij naar van Hengel1. Deze handelen alle drie over Jezus als mens op aarde. En wel achtereenvolgens over zijn mens worden (Et incarnatus est), zijn sterven (Crucifixus) en zijn opstandig uit de dood (Et resurrexit).
Hopelijk draagt de kennis van de personages en -een beetje- van de gebeurtenissen bij tot een beter begrip van het verhaal van de Hohe Messe.