Hohe Messe by J.S. Bach, BWV 232, Wouter Olthuis

Duetten

door

Tot nu toe gingen mijn bijdragen hoofdzakelijk over de koorwerken in de Hohe Messe; ik ben nu eenmaal koorzanger. Daarmee deed ik de overige delen, waaronder de drie duetten, tekort. Dat ga ik nu goedmaken. Bach kiest bewust een duet voor bepaalde delen van de mis. Deze keuze voor een tweestemmige aria is gestoeld op óf het onderstrepen van het bijzondere karakter van Christus, de tweede personage in de drie-eenheid: zowel God als mens, óf het aanschouwelijk maken van de liefde tussen Christus en de mensheid.

Nadere bestudering van de duetten leverde een onthutsende hoeveelheid muzikale en buitenmuzikale gegevens op.  Voor het maken van een keuze uit al die gegevens laat ik mij leiden door de belangrijkste beweegreden om deze website op te zetten: welk verhaal vertelt de Hohe Messe? Kennis daarvan helpt om de concentratie, de vereiste spanningsboog vast te houden, en daarmee de HM zo goed mogelijk uit te voeren.

Christe eleison

Centraal in het Kyrie (Kyrie - Christe - Kyrie) wordt Christus voorgesteld, de tweede personage in de drie-eenheid. Hij wordt voorgesteld als Godheid, niet als Zoon van de Vader. Als Godheid is er geen hiërarchie en is alleen het allerhoogste goed genoeg. Dat weet Bach volledig in muziek om te zetten door -uniek voor hem- twee sopranen voor dit duet te kiezen en hen gelijktijdig te laten inzetten.

Christe eleison
Christe eleison, gelijktijdige inzet van de hoogste zangstemmen, sopranen, duidend op het Goddelijke karakter van Christus, als ook de afwezigheid van hiërarchie binnen de drie-eenheid.

De tertsparallellen tussen de twee sopranen en ook de triool in maat 11 verwijzen naar de drie-eenheid, waarvan Christus deel uitmaakt. Aldus bezingt dit duet de relatie tussen Christus en de gelovigen.

Domine Deus

In het centrum van het Gloria stelt de Vader zijn Zoon voor. God-de-Vader begint dan ook in dit duet en een halve maat later volgt Jezus-de-Zoon. Zo’n 4 maten verder (mt 21) wordt de gelijkheid van deze personages in de drie-eenheid én hun onderlinge relatie voor het eerst stelselmatig onderstreept door de solisten telkens gelijktijdig ‘Jesu Christe’ en ‘Deus Pater’ te laten zingen.

Dan gebeurt er precies in het midden van dit duet, mt 42, iets ontroerends (‘opvallends’ had ik moeten schrijven). Voor één keer vergeten de personages van de drie-eenheid hun goddelijkheid en bezingen slechts hun verwantschap: vader en zoon. Niks geen Deus en Christe, alléén maar fili en pater. Dat dit geen toeval is, blijkt uit het loopje van de strijkers, dat slechts op deze plaatst zo voorkomt. Het neergaande karakter van dit loopje duidt op het toekomstige lijden van de zoon, die onze zonden op zijn schouders neemt.

Domine Deus
(links) De gelijkheid van de personages God en Jezus in de drie-eenheid én hun onderlinge relatie wordt onderstreept door de solisten gelijktijdig ‘Jesu Christe’ en ‘Deus Pater’ te laten zingen, (midden) alléén in deze maat bezingen de solisten de verwantschap: vader en zoon, (rechts) en bij het benoemen van die relatie nemen de strijkers een voorschot op het toekomstige lijden van de zoon.

Na deze voorstelronde, waarin God altijd Jezus vóórgaat, worden de stemmen vanaf mt 75 opeens homofoon; zij zingen dezelfde tekst, die vanaf nu tot het einde gaat over de toekomstige rol van de Zoon van de Vader: het dragen van de zonden, als Lam van God.

Et in unum Dominum

Nadat wij aan het begin van het Credo ons geloof in God hebben beleden, is het de beurt aan Jezus Christus. Aan Hem wordt een forse hoeveelheid tekst gewijd; wij zeggen te geloven in zijn hoge afkomst: als Zoon van de Vader is Hij ook God. En tevens zeggen wij te geloven in zijn opdracht: het redden van ons na uit de hemel te zijn afgedaald. Dit deel is zodoende om beide in de inleiding genoemde redenen een duet: het gaat over twee goddelijke personages uit de drie-eenheid en tevens bezingt het de liefde tussen Christus en de mensheid. De solisten zingen dezelfde tekst afwisselend in canon. Tussen mt 56 en 62 echter zingen zij homofoon op dezelfde tekst ‘Deum verum de Deo vero, per quem omnia facta sunt’, ‘ware God uit ware God, door wie alles is gemaakt’. Blijkbaar vond Bach het nodig om te onderstrepen dat Jezus, behalve mens, ook volledig God is. De afdaling van Jezus uit de hemel, tenslotte, verdient bij Bach een muzikale tekstschildering van de instrumenten in mt 73 en 74.

Et in Unum
Bach brengt (links) het goddelijke karakter van Jezus duidelijk naar voren in homofone tertsparallellen, en laat (rechts) Zijn afdaling uit de hemel met een muzikale klankschildering vergezeld gaan.

Deze drie duetten zijn voor ons koorzangers dus veel meer dan rustpunten. Zij verduidelijken tekstueel én muzikaal het verhaal van de Hohe Messe. Dat kan de uitvoering alleen maar ten goede komen. 

Geraadpleegde literatuur: