Een groot wonder
door Wouter Olthuis
Er gebeurt een wonder in het eerste Kyrie van de Hohe Messe, dat wij zomaar zouden kunnen missen. Wonderen zijn zeldzaam, dus wat is er mooier dan u hierop te wijzen? Daar is enige uitleg voor nodig. Er staat geen Hohe Messe op het titelblad van onze partituur, maar Messe in h-Moll en Mass in B minor. In het Nederlands zou er Mis in b-kleine terts hebben gestaan. De romantici die in de eerste helft van de 19e eeuw deze mis hebben herontdekt, opperden de naam Hohe Messe. Overigens staat slechts een vijftal van de 28 delen van de Hohe Messe in b-klein, waaronder het eerste Kyrie. Dat heeft de mis haar naam opgeleverd.
Hoe zat dat ook alweer met kleine en grote terts? De naam zegt het al.
Bovenstaande figuur met bijbehorend onderschrift geeft voldoende toelichting: de terts in het bovenste Vader Jacob, dat begint op de grondtoon c, is een e, twee hele stappen omhoog: een grote terts. In de onderste versie is het tweede stapje een half omhoog en eindigen we op een es: een kleine terts t.o.v. de grondtoon c. Er zijn boekdelen geschreven over het verschil tussen grote (opgewekt, ruim, majesteitelijk) en kleine (droevig, terneergeslagen, gestreng) terts. Ervaar het zelf maar door eerst de bovenste en dan de onderste balk te zingen of te neuriën en voel hoe verschillend uw gezicht staat in beide gevallen.
Terug naar het eerste Kyrie. Dat staat in b-kleine terts en is een 5-stemmige fuga. Het fuga-thema staan in onderstaande figuur:
Dit thema staat zo’n 22 keer in het Kyrie met zelfstandige inzetten voor orkest en koor, op allerlei verschillende toonhoogtes, maar telkens als dit kleine-terts thema. Oh, wacht! Wat gebeurt daar in het tussenspel van het orkest vanaf maat 72? De 2e hobo zet weer keurig het thema in en … zwijgt dan in maat 76. Voor het eerst (en het laatst in het Kyrie) zwijgen beide hobo’s. Het klagerige geluid verstomt even om plaatst te maken voor de 2e fluit en 2e viool, die in maat 76 opnieuw het thema inzetten, maar nu klinkt het in grote terts:
Opeens laaft het thema zich in deze oase van slechts 3 maten aan de grote terts. En slechts één keer: een paar maten verder zetten de bassen het thema in al zijn gestrenge robuustheid weer in kleine terts in, waarna het zo blijft tot het einde van het Kyrie. Maar wij hebben nu weet van dit wonder, wij hebben niet gemist hoe Bach éénmaal zijn thema groot en helder inkleurde.
Dan verbergt dit wonder mogelijk nog een buitenmuzikaal geheim. Ik schreef zojuist ‘dit thema staat zo’n 22 keer in het Kyrie’. Hoezo 'zo’n' ? Ik kan toch tellen? Jawel, maar de 8e thema-inzet in maat 44 (2e sopranen) is onaf, gemankeerd. En bovendien hebben de 2e sopranen het thema vlak daarvoor al geheel gezongen. Eigenaardig. Tenzij Bach opzettelijk deze 8e thema-inzet weliswaar onvolledig erin heeft geprutst om het wonderbaarlijke grote-terts thema de 14e inzet te laten zijn. Daarmee was deze opvallende inzet niet langer de 13e, het ongelukkige Judas-getal, maar inzet nummer 14, het Bach-getal! (B=2, a=1, c=3, h=8; B+a+c+h=14). Zie Bach eens shinen met z’n grote-terts thema!
Denk nu niet dat dit geheime wonder onwaarschijnlijk, mystiek of vergezocht is. Ik ben er inmiddels van overtuigd dat Bach regelmatig dit soort buitenmuzikale dingen heeft verstopt in zijn composities. Waarom? Humor? Trots? Bewijs van vakmanschap? Snoeverij? Ook God is hier niet mee geholpen, dus iets religieus lijkt het mij niet. Hoe dan ook: het wonderlijke grote-terts thema kunt u zelf ervaren en het geheim ervan -het betreft inzet nummer 14- heeft u van mij.
Dit is een lange bijdrage geworden, toch wil ik tenslotte de toetsenisten onder u nog het grote-terts thema tonen met de continuo. Het is ruim 2 maten genieten met een prachtige bas eronder en lijkt in niets op zijn stuwende, strenge kleine-terts broeder.