Veelstemmige fuga's
door Wouter Olthuis
De Hohe Messe is een lappendeken, samengesteld uit stukjes oude en nieuwe stof, waarvan het weefsel de kwaliteit bepaalt. Eén soort weefsel dat Bach veel heeft gebruikt in de Hohe Messe is dat van de fuga.
Een fuga is een compositie waarin dezelfde melodie (het thema) beurtelings in alle (twee tot zes) stemmen klinkt. Het begin van een fuga lijkt op een canon: de stemmen vallen om de beurt in met het thema. Het verschil met een canon is dat niet elke stem op dezelfde toon begint, maar sommige stemmen het thema op een andere toonhoogte inzetten. (vrij naar: www.preludium.nl/fuga).
De wijze waarop Bach fuga’s gebruikt en soms aanpast om ze geschikt te maken voor de Hohe Messe levert tenminste inzicht en misschien waardering op. In het volgende behandel ik drie van de zo’n 17 fuga’s uit de Hohe Messe waaraan mij onlangs iets is opgevallen. Wederom ben ik schatplichtig aan Eduard van Hengel; ik kan zijn toelichting nu eenmaal niet meer ontlezen.
Er gebeurt iets ongewoons in de fuga ‘Pleni sunt coeli’ (18b) die aansluit bij het Sanctus (18a). Deze twee stukken vormen samen het derde deel (het Sanctus) van de Hohe Messe (zie voor de vier delen bijv. de vertaling). Bach had tegen de tijd dat hij de Hohe Messe samenstelde al verschillende op zichzelf staande versies van het Sanctus gecomponeerd en gebruikt er hier eentje uit 1724. Om theologische redenen is het Sanctus dikwijls een voor de zangers 6-stemmige compositie, zo ook hier bij Bach. En de ‘Pleni sunt coeli’ fuga volgt attaca op het Sanctus, dus we verwachten dan ook een 6-stemmige fuga voor de zangers. Maar de keurige beurtelingse inzetten van de zangstemmen stoppen na de derde thema inzet van de eerste sopranen in maat 60. Bij de eerstvolgende inzet in maat 66 van het thema nemen namelijk de eerste alten de tweede sopranen gelijktijdig op sleeptouw, maar dan een terts hoger. Zes maten later herhaalt Bach deze truc door de tenoren wéér gelijktijdig te laten inzetten met de bassen, maar dan een decime (een octaaf plus een terts) hoger. Wat overblijft is een vierstemmige fuga, door zes stemmen gezongen, zonder eenvoudige verdubbeling, maar met ongewone tertsparallellen.
Je zou dan denken, dat deze fuga misschien teruggaat op een oudere, 4-stemmige fuga, die Bach hier kundig heeft aangevuld. Overigens mogen musicologen zich buigen over de vraag of het opleuken van een 4-stemmige fuga tot een 6-stemmig koorstuk door gelijktijdige inzetten met tertsparallellen eenvoudiger is dan het componeren van een echte 6-stemmige fuga.
Ook ‘Et in terra pax’ (4b) ontwikkelt zich vanaf maat 120 aanvankelijk als keurige 4-stemmige fuga met inzetten van het thema geheel naar verwachting wat betreft moment (S1, A, T en B netjes op volgorde) en toonhoogte. Maar wacht, we staan hier wel als 5-stemmig koor. In dit geval frutselt Bach het thema er voor de tweede sopranen er als laatste in, ook nog beginnend op een onverwachte toonhoogte. Ook in de reprise (tweede serie thema-inzetten aan het einde van de fuga) zijn die arme tweede sopranen weer als laatste aan de beurt.
Dus zowel de ‘Pleni sunt coeli’ als ook de ‘Et in terra pax’ fuga lijken terug te gaan op oudere, 4-stemmige fuga’s, die Bach op verschillende wijze op wist te hogen naar 6- (met tertsparallellen), respectievelijk 5- (extra inzet toevoegen) stemmigheid.
Wij zijn als koor gewend om vanuit piano-uittreksels te zingen. Daarin is de gehele orkestpartij als pianopartij samengevat. Prettig, maar ik heb ervaren dat het ook nadelen oplevert. Voor de fuga ‘Gratias’ (6) staan wij als 4-stemmig koor in de startblokken. Het lijkt dan ook een gewone, plechtige 4-stemmige fuga te worden met onze thema-inzetten aardig volgens het boekje. Natuurlijk doet het orkest ook mee, maar zonder een blik op de volledige partituur, dus mét de orkestpartijen zou je zomaar kunnen missen dat de 2e trompet in maat 31 de fuga 5-stemmig, en vervolgens door de inzet van de 1e trompet een maat later zelfs 6-stemmig maakt! Wellicht had u het ook wel gehoord, maar met een blik op de partituur kan Bachs verheerlijking van God u al helemaal niet ontgaan.
Bach gebruikt deze fuga opnieuw in het laatste deel ‘Dona nobis pacem’ (23) van de Hohe Messe. De aldus luid afgesmeekte bede tot vrede heeft helaas ook nu nog niets aan actualiteit ingeboet.
U heeft nu met bovenstaande drie voorbeelden ervaren hoe Bach verschillende technieken gebruikt om het weefsel van de fuga naar zijn hand te zetten. Mede daardoor maakt hij van zijn laatste meesterstuk een hecht en samenhangend geheel.