Zingbaar of zinnebeeldig?
door Wouter Olthuis
De goede Bach maakt het ons, zangers, niet altijd gemakkelijk. Tijdens de koffiepauze van een koorrepetitie hoor je ons soms klagen dat wij wel erg als muziekinstrument worden behandeld. Daarmee wordt dan meestal bedoeld dat de gezongen partij meer weg heeft van een stuk van de strijkers of blazers dan van een zingbare melodie. Nu weet ik niet of dit een belediging van zangers of een compliment voor orkestleden is, het verdient wel nadere aandacht.
Zangers en orkestleden die de Hohe Messe repeteren hebben één ding gemeen: zij zijn bezig met een compositie van J.S. Bach. En in veel van zijn composities is er sprake van harmonische ontwikkelingen, modulaties van de grondtoonsoort naar andere toonsoorten. Als je nu als zanger je alleen richt op je eigen éénstemmige partij dan krijg je soms een brij van noten voorgeschoteld, die niet zeer melodieus lijkt, zoals:
Nou niet echt een wijsje, dat je de spreekwoordelijke slagersjongen op straat hoort fluiten. Toch wordt deze sliert noten -na enige oefening, dat wel- goed zingbaar als je de onderliggende harmonische ontwikkeling (her)kent. We gaan keurig vanaf de D-groot grondtoon via wat capriolen naar A-groot. Dat kennen van die ontwikkeling kan door naar andere partijen te kijken (bijv. naar het klavieruittreksel van de orkestpartij) maar vooral ook door vaak naar het stuk te luisteren; heb je eenmaal kennis van het harmonisch verloop van het stuk, dan voeg je daaraan je eigen partij vrij gemakkelijk toe. Het lijkt er dus niet op dat Bach zangers wreder behandelt dan orkestleden, maar dat wij allen, zangers en spelers, moeten buigen voor zijn harmonische hoogstandjes.
Er speelt nog iets anders wat de zingbaarheid niet ten goede komt en dat is de voorliefde van Bach om symboliek in zijn notenbeeld te stoppen. Daarvan geef ik hier slechts een voorbeeld:
Kijk naar de octaafsprongen in ‘terra gloria’. Zo’n sprong voegt in harmonische zin niets toe en zal door de toehoorder niet worden ervaren als een ontwikkeling in de melodie of harmonie. Zelfs de gezongen lettergreep ‘te-he-‘ en ‘glo-ho’ blijft op die twee sprongen hetzelfde. En geloof mij: die twee octaafsprongen in deze maten zijn nogal verschrikkelijk om te zingen; hoeveel prettiger zou het niet zijn als de ‘ter’ gewoon lekker op één hoge b (en ‘ra’ dan natuurlijk ook op een hoge g), en ‘glo’ op die hoge cis zou blijven?
Waarom doet Bach dat dan? Ah: symboliek! Het aardse (terra) geploeter vraag om lage noten, diep onder de hoge, roemvolle (gloria) hemel. Let wel: symboliek in het notenbeeld, nauwelijks waarneembaar voor de toehoorder, maar al te zeer waarneembaar, met de ogen, voor de getergde zangers.
Veel van Bachs vocale composities hebben dit soort symboliek in het notenbeeld, en ook in de structuur van een compositie, zeker in het geval van de Hohe Messe. Zodoende heeft Bach dus een Gesamtkunstwerk gemaakt, dat visuele en structurele bestanddelen bevat, die wel symbolisch van belang zijn, maar (meestal) niet hoorbaar in de muziek.